Kenmerkend voor deze periode van opbouw zijn verzuiling, schoolstrijd en de nieuwe schooltypes hbs, mms en gymnasium (waarin de talen Frans, Duits en Engels verplicht werden). Dankzij de veelgeprezen vrijheid van onderwijs is er geen sprake van een strak centraal geleid leerplan. In de taalwetenschap zowel als in de literatuur wordt het individuele steeds belangrijker, en ontstaat aandacht voor taalvariatie naast de standaardtaal. Aan het vreemdetalenonderwijs gaat de methodestrijd tussen grammatica-vertaal- en directe methode grotendeels voorbij.