Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 2, 1860-1920: Opbouw

paragrafen: 4
illustraties: 36
mediafragmenten: 0

1.3 Scholen

Schooltypes voor 1863
De Wetten op het Lager Onderwijs van 1806 en 1857 regelden het primair onderwijs (overigens nog zonder de leerplicht in te voeren, dat gebeurde pas in 1900). Het secundair onderwijs was niet wettelijk geregeld. Er bestonden drie schooltypes voor secundair onderwijs: Latijnse scholen, Franse scholen en mulo-scholen.

De Latijnse scholen, onderhouden door stadsbesturen, waren bedoeld voor kinderen uit de hogere kringen als vooropleiding voor de universiteit. De Franse Scholen waren privéscholen, bedoeld voor kinderen uit de betere burgerstand die wat meer moesten leren dan wat ze op de lagere school kregen. De mulo-scholen ontstonden als 'kopscholen' (een paar extra klassen bij een lagere school) voor "gewone" kinderen die goed konden leren en niet meteen aan het werk hoefden.

Hbs en mms
In 1863 kwam door toedoen van minister Johan Rudolph Thorbecke de Wet op het Middelbaar Onderwijs tot stand. Die voerde twee nieuwe schooltypes in: de Hoogere Burgerschool (hbs) en de Middelbare Meisjesschool (mms). Thorbecke bedoelde deze scholen als "vorming van die talrijke burgerij, welke het lager onderwijs te boven, naar algemeene kennis, beschaving en voorbereiding voor de onderscheidene bedrijven der nijvere maatschappij tracht", dus als eindonderwijs voor kinderen van de hogere burgerstand. Maar de hbs werd al spoedig een vooropleiding voor hogere beroepsopleidingen en ook voor steeds meer studievakken aan de universiteit.
Heel modern voor die tijd werden de moderne vreemde talen Frans, Duits en Engels alle drie verplichte examenvakken, evenals wiskunde.

Gymnasium
In 1876 kwam de Wet op het Hooger Onderwijs tot stand. De inmiddels totaal verouderde Latijnse School werd hervormd tot het gymnasium. Ook hier werden Frans, Duits en Engels verplichte examenvakken.

Mulo
De Franse scholen werden in de tweede helft van de 19e eeuw verdrongen door de muloscholen (voorlopers van mavo/vmbo-t). Die breidden zich uit zonder dat de overheid er veel aan deed. Er was geen eenheid in aantal leerjaren en programma, en pas vanaf 1907 organiseerden de landelijke, verzuilde verenigingen van muloscholen hun eigen examen. Er was een gezamenlijk openbaar en protestant-christelijk examen. De katholieke muloscholen sloten zich in 1915 daarbij aan, maar gingen in 1925 apart.

Examens
De hbs-examens waren tot 1920 staatsexamens, die in de provinciehoofdsteden gehouden werden. Op het gymnasium werden wel vanaf het begin de eindexamens door en in de school afgenomen. Door het Rijk aangewezen deskundigen ("Rijksgecommitteerden") waren er bij en zorgden ervoor dat de examens op alle scholen ongeveer hetzelfde niveau bleven houden.