Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 3, 1920-1970: Consolidatie

paragrafen: 5
illustraties: 43
mediafragmenten: 4

2.3 Didactiek

Tijdschriften

Het tijdschrift Taal en Letteren, waarin de nieuwe didactiek voor het moedertaalonderwijs gepropageerd werd, wordt in 1907 opgevolgd door De Nieuwe Taalgids, opgericht door C.G.N. De Vooys, die een navolger van J.H. van den Bosch was. Dat tijdschrift zal nagenoeg de hele twintigste eeuw blijven bestaan, hoewel het zich steeds meer zal ontwikkelen tot een taalwetenschappelijk tijdschrift, waarin de didactiek maar een bescheiden plaats inneemt.

In 1911 wordt de vereniging Levende Talen opgericht. Ook het tijdschrift van die vereniging zal de hele eeuw een belangrijke rol spelen in de professionalisering van leraren Nederlands.

Didactische handleidingen

In de periode 1920-1970 verschijnen er een aantal invloedrijke werken over de didactiek van het moedertaalonderwijs, zoals Het voortgezet onderwijs in de moedertaal, van dr. J. van Leest, in 1932. Van Leest pleit voor een meer zakelijke invulling van het schoolvak Nederlands: het gaat om de taalbeheersing van de leerling in de maatschappij. Daarom moet de leerling geconfronteerd worden met zakelijke en praktische tekstgenres.In de jaren daaropvolgend wordt er een poging gedaan om te komen tot een algemeen didactische leidraad voor de leraren in het Nederlands, door een staatscommissie Het onderwijs in de Nederlandse Taal en Letterkunde op de middelbare school. In de commissie hebben behalve de voorzitter dr. W. van den Ent en secretaresse dr. A.H. Kiel, zowel didactici als taal- en letterkundigen zitting: filoloog dr. W.H. Beuker, didacticus dr. L.M. van Dis (die in 1962 een invloedrijke didactische handleiding voor de leraar in de moedertaal zal schrijven), historisch letterkundige dr. B.H. Erné, taalkundige dr. C.B. van Haeringen, didacticus W. Kramer, letterkundige dr. W.A.P. Smit, taalkundige prof. dr. C.G.N. De Vooys, en de bekende etymoloog prof. dr. J.P.M.L. de Vries. Het rapport van de commissie verschijnt in 1941.

M.J. Langeveld zet in 1942 kritische kanttekeningen bij dit rapport, in een artikel in Levende Talen. In dat artikel noemt hij de opstellers van het rapport Van den Ent "toevalsdidactici," en wel "zonder theoretisch-pedagogische fundering." Desalniettemin wordt het rapport verplichte stof op de lerarenopleidingen.

In 1962 verschijnt de Didactische handleiding voor de leraar in de moedertaal, door dr. Leendert Meeuwis van Dis, die ook al lid was geweest van de staatscommissie Van den Ent in 1941. De handleiding is het resultaat is van een door Levende Talen ingestelde commissie die als opdracht had een nieuwe leidraad voor de moedertaalleraren samen te stellen.

In het literatuuronderwijs doen aan het begin van de zestiger jaren nieuwe ontwikkelingen uit de literatuurwetenschap hun invloed gelden. De close reading-benadering van literatuur, gepropageerd door de auteurs rond het tijdschrift Merlyn (zoals Kees Fens, J.J. Oversteegen, H. Jessurun d'Oliveira), dringt door in de schoolmethode Indringend lezen van taalbeheerser Willem Drop.