Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 4, 1970-2000: Vernieuwing

paragrafen: 4
illustraties: 80
mediafragmenten: 1

3.4 Leermiddelen

Audiovisuele middelen en boeken
In de jaren zeventig leek het er even op dat de boeken zouden worden verdrongen door wat toen de nieuwe media waren: de band- en cassetterecorders, de talenpractica en deels ook visuele hulpmiddelen zoals flashcards en ander beeldmateriaal. Maar alras domineerden weer de boeken. Het duurde nog heel lang voordat de cassetterecorder bij de vaste inventaris van elk schoollokaal hoorde.

Onderbouw
In de boeken plachten in de tijden van de grammatica-vertaalmethode de hoofdstukken te beginnen met de uitleg van een grammaticaregel. Maar nu begonnen ze volgens de audiolinguale beginselen met een dialoog. Die stond ook op band, maar veel docenten lieten hem door een paar leerlingen voorlezen en gingen dan snel over tot het volgende onderdeel, namelijk een grammaticaregel met een hele reeks invuloefeningen. Het hoofdstuk bevatte verder enkele leesteksten met vragen. Luisterteksten stonden soms afgedrukt in het boek met vragen eronder, omdat luisteren zonder het schriftbeeld door velen te moeilijk gevonden werd.

De opdeling in twee boeken, een hoofdboek (vaak "tekstboek" genoemd) en een oefeningen- of werkboek, werd steeds meer standaard. Dat werkboek werd steeds vaker een invulboek, waarin de leerling zelf schreef, zodat aparte eigen schriften niet meer nodig waren.

Voorheen werd veel gewerkt met woordjesschriften, die de leerlingen onder leiding van de docent zelf volschreven, maar die functie werd steeds meer overgenomen door de woordenlijsten in de leergang.

Bovenbouw
In de bovenbouw havo en vwo was het lang gebruikelijk om met allerlei losse uitgaven te werken, zoals ook vroeger in hbs en gymnasium: een grammaticaboek, een boek met vertaal- of leesteksten, een idioomboek, een literatuurgeschiedenis en/of –bloemlezing. In de jaren tachtig kwamen steeds meer bovenbouwleergangen op de markt, die het hele bovenbouwprogramma afdekten. Uitzondering was het literatuuronderwijs, traditioneel het domein waarin de docent zich persoonlijk kon ontplooien. Pas laat kwamen er nog completere bovenbouwleergangen die de docenten ook op dat onderdeel bedienden.

Concentratie van educatieve uitgeverijen
In onderbouw en bovenbouw werden de boeken steeds dikker, rijker geïllustreerd en kleuriger. Voor de educatieve uitgeverij werden de investeringen steeds groter en risicovoller, met name toen audiovisuele en nog later digitale media steeds belangrijker werden: banden, audio- en later videocassettes, cd’s, cd-roms. De uitgevers concentreerden zich steeds meer. Steeds minder steeds grotere uitgeverijen bleven over.