Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 5, na 2000: Perspectief

paragrafen: 4
illustraties: 61
mediafragmenten: 1

1.4 Didactiek

Stroomversnelling
Het kernbegrip van de nieuwe didactiek is "leerlinggericht", tegenover "leerstofgericht" voor de traditionele aanpak. De geschiedenis van deze twee begrippen gaat ver terug. Een bekend voorbeeld van een opleving van leerlinggerichtheid is de Duitse Reformbeweging (Reformpädagogik) van omstreeks 1900 en later, met de slogan Vom Kinde aus!. Namen als Maria Montessori, Helen Parkhurst (Daltononderwijs), Rudolf Steiner (Vrije Scholen), Peter Petersen (Jenaplanonderwijs), Célestin Freinet kunnen ermee geassocieerd worden. Maar de grondideeën zijn al terug te vinden bij Comenius in de 17e, Rousseau en Pestalozzi in de 18e eeuw.

Hoe konden deze ideeën in de jaren negentig van de 20e eeuw opeens zoveel furore maken in Nederland? Nederland kende heel lang een weinig actieve overheidsbemoeienis met onderwijs. Vanaf de jaren zestig veranderde dat, maar de jaren negentig lieten een stroomversnelling zien. Plotseling leek het alsof het traditionele taboe op "staatspedagogiek" niet meer gold. Een soort inhaalmanoeuvre? Of zijn er meer mogelijke oorzaken?

Autonomisering van het onderwijs
Vanaf de jaren zeventig bevorderde de overheid de vorming van grote scholengemeenschappen, deels om onderwijskundige redenen (makkelijker doorstroming tussen schooltypes), deels om financiële redenen. Deze schaalvergroting ging decennia lang door en leidde tot de vorming van grote scholenconglomeraten. Het grootste is Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) in Brabant met 45 scholen voor voortgezet onderwijs, bijna 7.000 medewerkers en meer dan 60.000 leerlingen.

Deze scholengroepen kregen steeds meer autonomie, vooral in de "paarse" jaren negentig. Het marktdenken won toen sterk aan invloed, ook in de onderwijspolitiek. In de onderwijssector, die steeds bedrijfsmatiger ging werken, groeide een nieuwe beroepsgroep van onderwijsbestuurders en onderwijsmanagers.

De overheid zette de scholen aan tot onderlinge concurrentie. Ze moesten zich gaan profileren door het ontwikkelen van een eigen onderwijsvisie. Daardoor ontstond een behoefte aan onderwijsconcepten die zich onderscheidden van de gebruikelijke.

Groeiende onderwijsproblematiek
Intussen namen de problemen op de onderwijswerkvloer toe. De welvaart groeide, de maatschappij werd democratischer, subculturen emancipeerden zich, de leerplicht werd steeds verlengd. Steeds meer leerlingen uit steeds meer verschillende milieus bevolkten de steeds grootschaliger wordende scholen.

Door culturele ontwikkelingen – de toenemende invloed van de audiovisuele media, het consumentisme – namen de orde- en motivatieproblemen toe. Ook de economie veranderde. In de zich sterk ontwikkelende dienstensector werd jobhoppen eerder regel dan uitzondering. Dat bevorderde opportunistische en calculerende houdingen onder de leerlingen: "Het gaat niet om wat ik leer, want dat is morgen alweer verouderde kennis, maar om het diploma, dus het cijfer". Dat diploma leek de enige harde valuta in de steeds veranderende maatschappij.

De leraren namen noodgedwongen hun toevlucht tot schoolse maatregelen, met name meer extrinsieke motivatie door veel toetsen en cijfers. Maar het onderwijskundig denken ging precies de andere kant op. De intrinsieke motivatie moest bevorderd worden door minder schoolse aanpakken, door de leerling meer individuele ruimte en meer verantwoordelijkheid te geven voor het eigen leerproces. De docent moest een meer begeleidende rol gaan spelen. Er waren schoolbestuurders en -managers die daarin mogelijkheden zagen om kostenefficiënter te gaan werken.

Jaren nul: de proef op de som
De praktische realisering van deze ideeën in de jaren nul van de 21e eeuw bleek veel problemen op te leveren. De herzieningen van de onderwijsvernieuwingen in 2006 en 2007 namen gas terug en reduceerden de ambities. De grenzen van wat leerlingen aan eigen verantwoordelijkheid kunnen opbrengen, leken in zicht gekomen te zijn. Uit neurologisch onderzoek maakten wetenschappers op dat het puberbrein niet tot langetermijndenken en bijbehorende verantwoordelijkheid in staat is. Deze boodschap werd gretig opgenomen.

Perspectief
Gaat de ontwikkeling van leerstof- naar leerlinggerichtheid verder, of is er een grens bereikt? Zullen de werkelijk realiseerbare vernieuwingen zich langzamerhand uitkristalliseren? Zal de innovatie per saldo de moeite waard blijken te zijn? Het proces is in volle gang.