Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 1, tot 1860: Voorgeschiedenis

paragrafen: 4
illustraties: 15
mediafragmenten: 0

4.3 Werk op school

Verschil in status en beloning
Taalleraren waren vóór 1860 ofwel in dienst van een stad of gemeente, of het waren vrije ondernemers, bijvoorbeeld aan een Franse school. In dat laatste geval moesten ze toestemming hebben van het bestuur van de plaats van vestiging. Ze ontvingen vaak een salaris of een tegemoetkoming in de vorm van vrije huisvesting. Soms waren de taalleraren vrij gevestigde docenten die privéles gaven. Taalleraren aan gymnasia waren in dienst van een stad.

De beloning voor het werk kon behoorlijk variëren. Het criterium was meestal: hoe groter de plaats en hoe beter de opleiding, hoe hoger de beloning. Leraren in grotere steden en academici hadden een hogere status en verdienden daarom doorgaans meer dan onderwijzers in kleinere plaatsen. Toch hing veel af van de plaatselijke omstandigheden en kon over de beloning meestal worden onderhandeld. Aangezien leraren in de moderne talen meestal niet beschikten over een universitair diploma, in tegenstelling tot de leraren in de klassieke talen die aan een Latijnse school of gymnasium lesgaven, was hun maatschappelijke status lager. 

Nog geen vrouwen in het beroep
De taalleraren waren bijna zonder uitzondering man. Dat gold zeker voor de academisch gevormde leraren die lesgaven aan de Latijnse scholen en gymnasia, maar ook voor bijna alle taalleraren aan de Franse scholen. Voor zover vrouwen onderwijs gaven, deden zij dat aan de lagere scholen of kleuterscholen. Het was echter niet ongebruikelijk dat de vrouwen van kostschoolhouders hun man hielpen bij de dagelijkse zorg voor de leerlingen.