Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 5, na 2000: Perspectief

paragrafen: 4
illustraties: 62
mediafragmenten: 2

3.1 Positie van de moderne vreemde talen

Mbo
In het mbo, bijeengebracht in Regionale Opleidingencentra (ROC’s), kregen de moderne vreemde talen geen duidelijke positie. Het aanbod en de hoeveelheid vreemdetalenonderwijs verschilde per ROC. Dat ging vooral ten koste van de andere vreemde talen dan Engels.

Vaak werd het taalonderwijs geïntegreerd in andere vakken, of in de projecten waarin die andere vakken geïntegreerd werden. Die aanpak werd sterk gestimuleerd door het competentiegericht onderwijs (cgo). De overheid wilde dat cgo verplicht stellen, aanvankelijk vanaf 2008, maar de verplichte invoering werd steeds uitgesteld.
Waar de vakkenintegratie plaatsvond leidde dat veelal tot een verzwakking van de positie van het taalonderwijs.

Vmbo
Engels bleef verplicht examenvak. Een tweede moderne vreemde taal werd alleen in de theoretische en gemengde leerweg van de sector economie verplicht examenvak.
In de onderbouw bleven in de theoretische en gemengde leerweg een tweede en een derde vreemde taal op het rooster staan, in de beroepsgerichte leerwegen alleen een tweede.

Havo/vwo
Na de grote vrijheid in keuze van examenvakken die de Mammoetwet dertig jaar lang gegeven had, moest die nu ingeperkt worden. De leerlingen moesten beter voorbereid worden op vervolgopleidingen en een duidelijker keuze maken voor één van de vier nieuwe profielen. In de politieke stoelendans om de examenpakketten, die nu profielen heetten, hadden de moderne vreemde talen veel concurrentie.

De situatie die in de Mammoetwetperiode in feite al gegroeid was, werd nu geformaliseerd: Engels werd een verplicht examenvak voor alle leerlingen. In het profiel Cultuur en Maatschappij werd Duits óf Frans (havo) c.q. werden Duits én Frans (vwo) als "heelvakken" verplicht.

Daarnaast werden de "deelvakken" Duits en Frans ingevoerd, ook "deeltalen" genoemd. Dat was een bijzondere oplossing om de situatie van vóór de Mammoetwet – drie moderne vreemde talen verplicht in het examen – enigszins te herstellen. In alle profielen moest één (havo) of moesten twee (vwo) van deze deeltalen verplicht met een schoolexamen worden afgesloten. Voor de invulling van deze deeltalen werden de adviezen van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) en de HBO-raad gevolgd: voor vwo leesvaardigheid, voor havo luister- en gespreksvaardigheid.

De deeltalen werden snel impopulair bij leerlingen en docenten. Het waren maar kleine vakken met weinig uren onder vele andere, de eisen waren onduidelijk, de klassen vaak groot, vanwege het studiehuis moesten er andere, vaak nog onwennige werkvormen toegepast worden. De leergangauteurs kregen maar één kans. Tot een tweede generatie leermiddelen voor deze deeltalen kwam het niet. Een actiegroep van docenten Duits en Frans, de Heelmeesters, bundelde de protesten van de meerderheid van de collega’s. Met succes: bij de herziening van de tweede fase in 2007 werden de deeltalen afgeschaft.

In plaats daarvan werd in 2007 in het vwo een tweede moderne vreemde taal verplicht. In het havo bleef alleen in het profiel Cultuur en Maatschappij een tweede vreemde taal verplicht.

Zowel in 1998 als in 2007 was de hoop van vreemdetaaldocenten gericht op het profiel Economie en Maatschappij. Maar daarin werd en bleef de situatie dat leerlingen van beide schooltypes examen konden doen met Engels als enige vreemde taal, ondanks het economisch belang van Duits en Frans.

Duits en Frans werden nu definitief keuzevakken, ook al behielden ze hun bevoorrechte positie in de roosters van de onderbouw. Daarnaast bleven, afhankelijk van de school, Spaans, Russisch, Italiaans, Turks en Arabisch als keuzevakken bestaan.

Tweetalig onderwijs (tto)
Het tweetalig onderwijs, dat is onderwijs in een aantal niet-taalvakken met een vreemde taal als voertaal, nam een hoge vlucht. Scholen konden zich ermee profileren in de concurrentiestrijd om de leerlingen. In nagenoeg honderd procent van de gevallen ging het om Engels.

Perspectief
Breidt de "alleenheerschappij" van Engels zich verder uit? Gaat het onderwijs Engels zich inhoudelijk en didactisch anders ontwikkelen dan dat in de andere vreemde talen? Bijvoorbeeld in de richting van moedertaalonderwijs? Gaan de ervaringen met tweetalig onderwijs ook invloed hebben op de didactiek van de andere vreemde talen?