Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 4, 1970-2000: Vernieuwing

paragrafen: 4
illustraties: 80
mediafragmenten: 1

3.1 Positie van de moderne vreemde talen

Mavo, havo, vwo
Volgens de Mammoetwet van 1968 konden de leerlingen in de bovenbouw van mavo, havo en vwo hun examenvakkenpakket in hoge mate vrij samenstellen. Slechts één vreemde taal was verplicht. De vreemde talen waren in feite keuzevakken geworden. Engels had de beste kansen.

Bovendien ontstond er meer concurrentie tussen de vreemde talen onderling. In 1971 kwamen Spaans, Russisch en Italiaans er bij, in 1990 Arabisch en Turks.

Dit alles had voor de oude schooltalen Frans en Duits dalende aantallen examenkandidaten tot gevolg. Deze vakken bleven wel voorgeschreven in de lessentabellen voor de onderbouw. De overheid deed begin jaren zeventig voorstellen om Frans niet meer verplicht te stellen in de brugklas. Maar die pogingen strandden op energieke protesten van leraren Frans en hun belangenorganisaties, onder andere Levende Talen. Duits was al kort na de Tweede Wereldoorlog uit de eerste klas van het voortgezet onderwijs verbannen, ten gunste van Engels.

Bij de invoering van de basisvorming in 1993 werd voor vbo (voorbereidend beroepsonderwijs, voorheen lbo) en mavo de verplichting voor de scholen afgeschaft om in de onderbouw naast Engels twee vreemde talen aan te bieden. Nu moesten de school of de leerlingen kiezen voor Duits of Frans.

Engels zegevierde. Voor zover de scholen Engels niet tot verplicht examenvak verklaarden, kozen de meeste leerlingen het. Dat was natuurlijk in lijn met de steeds toenemende dominantie van de Verenigde Staten op politiek, economisch en cultureel gebied, waardoor Engels steeds meer wereldtaal en lingua franca werd.

Beroepsonderwijs
In het beroepsonderwijs hadden de talen, met name Engels en Duits, een behoorlijk stevige positie, vooral in het leao, meao en heao (lager, middelbaar en hoger economisch en administratief onderwijs), in mindere mate in lts, mts en hts (lager, middelbaar en hoger technisch onderwijs).
Bij de reorganisatie van het mbo (de concentratie in regionale opleidingencentra) in 1997 verslechterde de positie van het vreemdetalenonderwijs.

Tweede fase havo/vwo
De vernieuwing van de bovenbouw (tweede fase) van havo en vwo in 1998/1999 betekende eveneens een verslechtering voor het vreemdetalenonderwijs. Slechts in één van de vier nieuwe profielen, namelijk Cultuur en Maatschappij, werd naast het verplichte Engels minimaal één andere vreemde taal verplicht. Zelfs in het profiel Economie en Maatschappij konden leerlingen nu examen doen met alleen Engels, ondanks het economisch belang van Duitsland en Frankrijk in Europa.

Als compromis werden zogenaamde deelvakken ingevoerd. Leerlingen moesten in de tweede fase deelvakken Duits en Frans volgen en voldoende afsluiten. Daarin werden alleen luister- en gespreksvaardigheid (havo) of leesvaardigheid (vwo) geoefend. Deze deelvakken waren vanaf het begin impopulair bij leerlingen én docenten: te weinig uren, te grote klassen, te eenzijdige inhoud, te onduidelijke eisen.

Meer talen, minder vreemdetalenonderwijs
Samenvattend: in de periode 1970 tot 2000 kwamen er nieuwe schooltalen bij. Maar die kregen te maken met een teruglopende omvang van het totale vreemdetalenonderwijs ten opzichte van de overige vakken. Ook de traditionele schooltalen Duits en Frans werden steeds meer naar de zijlijn gedrongen. Vrijwel elke vernieuwing in het onderwijs (basisvorming 1993, herstructurering van het mbo 1997, tweede fase havo/vwo 1998/99, invoering van het vmbo 1999) bracht verslechteringen. Engels behield en versterkte zijn positie als eerste en vaak enige vreemde taal.