Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 5, na 2000: Perspectief

paragrafen: 4
illustraties: 44
mediafragmenten: 1

4.1 Sociale positie

Achteruitgang
Berekeningen van de Algemene Onderwijsbond (AOb) in 2007 toonden aan dat van 1990 tot 2006 de koopkracht van werknemers in het bedrijfsleven 2 à 3% vooruit, die in het voortgezet onderwijs 9% achteruit gegaan was.

In 2002 werd in het voortgezet onderwijs een nieuw systeem van functiewaardering ingevoerd. Niet langer was het opleidingsniveau en het onderwijsniveau waarop men werkte doorslaggevend, maar de mate waarin coördinatie-, managements- of onderwijsontwikkelingstaken werden vervuld. Het lesgeven was uitvoerend werk en werd het laagst gewaardeerd.

De jaren nul werden gekenmerkt door aanhoudende bezorgdheid over een dreigend lerarentekort en over de kwaliteit van de leerkrachten.

Lerarentekort en bevoegdheid
Demografische statistieken toonden de vergrijzing van het lerarenkorps aan. De omvang van de instroom in de lerarenopleidingen gaf niet veel hoop op compensatie van de uitstroom door pensionering.

De overheid verruimde de mogelijkheden om lessen te laten geven door leraren die daarvoor geen formele bevoegdheid hebben. Eén van die mogelijkheden was de "teambevoegdheid" in de onderbouw van het vmbo. Als een team van docenten een leergebied verzorgt, kan een docent daarbinnen ook een vak geven waarvoor hij niet bevoegd is, mits er een wel bevoegde docent in het team zit. De onderwijskundige rechtvaardiging hiervoor is dat de pedagogische begeleiding belangrijker is dan de specifieke vakkennis. Uiteraard wierp de invoering van deze "teambevoegdheid" een eigenaardig licht op de afschaffing van de tweevakkigheid in de tweedegraadslerarenopleiding in 1990.

Maar er werden ook meer mogelijkheden geschapen voor zij-instromers en voor het lesgeven door tweedegraders in het eerstegraadsgebied.

Kwaliteit van leerkrachten
Al in 1993 had de commissie Toekomst Leraarschap onder leiding van Andrée van Es in haar rapport Een beroep met perspectief gewezen op de dalende status, de toenemende onaantrekkelijkheid van het leraarschap en het dreigende lerarentekort. Over dezelfde problemen ging in 2007 het rapport LeerKRACHT! van de commissie Leraren onder leiding van Alexander Rinnooy Kan. Het antwoord van het Ministerie van OCW was in 2007 het Actieplan LeerKracht van Nederland, dat onder meer betere betaling beloofde.

Intussen was in 2006 de wet Beroepen in het Onderwijs (BiO) van kracht geworden. In verband daarmee stelde de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) bekwaamheidseisen voor het leraarschap op.

Eén van de ideeën van de overheid was de instelling van een register van leraren, vergelijkbaar met de bestaande registers voor beroepen als artsen, advocaten, accountants, lerarenopleiders. De beroepsgroep stelt zelf vast aan welke eisen een beroepsuitoefenaar moet voldoen om geregistreerd te worden en te blijven, bijvoorbeeld opleiding, bevoegdheid, ervaring, nascholing en deskundigheidsbevordering.

De Vereniging van Leraren in Levende Talen haakte hierop in met het project Beroepsstandaarden en registratie in het talenonderwijs (BiT). Voor dit project op dit moment sprak wel de dreigende achteruitgang van de gemiddelde beroepskwaliteit, maar niet de arbeidsmarktsituatie. Door het groeiende lerarentekort was er immers weinig concurrentie tussen leraren onderling en dus weinig animo voor een registratie, waarvoor extra inspanningen gevraagd werden.

Perspectief
Zullen de prognoses over het aanstormende lerarentekort blijken te kloppen? Zal dan de gemiddelde kwaliteit van de leraren daaronder lijden? De status en de autonomie van de leraar zijn in de afgelopen decennia achteruitgegaan. Gaat dat proces verder, of is er herstel op komst?