Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 4, 1970-2000: Vernieuwing

paragrafen: 4
illustraties: 44
mediafragmenten: 1

4.1 Sociale positie

Statusdaling
Leraren in het voortgezet en beroepsonderwijs hadden de status van (semi-)ambtenaar en genoten alle voordelen daarvan. In de jaren zeventig hadden ze het financieel en rechtspositioneel goed, mede dank zij het lerarentekort dat eerder had bestaan.

Maar vanaf 1977 werd de "pilknik" merkbaar. Uit de basisscholen stroomden kleinere jaargangen het secundair onderwijs binnen. Er ontstond een lerarenoverschot. Tot overmaat van ramp ging het na de tweede oliecrisis (1979-1980) met de economie ook bergafwaarts. Door de buitenwereld werden de lerarensalarissen als royaal ervaren. 

HOS-nota
Vanaf het aantreden van het kabinet-Lubbers I in 1982 snoeide onderwijsminister Deetman (CDA) flink in de salarissen. Hij had van zijn voorganger Van Kemenade (PvdA) een plan overgenomen: de HOS-nota (Herziening OnderwijssalarisStructuur). Niet meer het opleidingsniveau van de leraar moest het salaris bepalen, maar het onderwijsniveau waarop hij werkte.

In 1984 bereikten overheid en vakbonden een akkoord. Slachtoffers werden vooral de eerstegraders en de nieuwkomers – er was toch nauwelijks werkgelegenheid. "NaHOSsers" kregen beduidend lagere salarissen dan vrijwel even oude collega’s die net iets eerder waren begonnen.

Zwaardere werkbelasting
Het leraarsberoep werd er uiteraard niet populairder op. Ook de werkomstandigheden werden ongunstiger. De scholen waren steeds massaler geworden en de schoolorganisatie ingewikkelder. De leerlingen kwamen uit steeds bredere bevolkingsgroepen en moesten door de verlengde leerplicht steeds meer jaren op school doorbrengen. Van de leraren werden steeds meer contactuele, pedagogische en didactische kwaliteiten gevraagd, terwijl hun maatschappelijke status daalde.

In de jaren negentig volgden de vernieuwingen elkaar in snel tempo op: de basisvorming (1993), het mbo (1997), de tweede fase havo/vwo (1998/99), het vmbo (1999). Parallel met deze organisatorische herstructureringen zetten politiek, overheid en schoolleidingen de leraren in toenemende mate onder didactische vernieuwingsdruk.