Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 2, 1860-1920: Opbouw

paragrafen: 5
illustraties: 69
mediafragmenten: 1

3.3 Didactiek

Grammatica-vertaalmethode
In de 18e en de 19e eeuw richtten de "instituteurs" van de Franse scholen en de vrij gevestigde taalmeesters zich in hun onderwijs vooral op praktisch taalgebruik. Er werden veel dialogen, gebruiksklare zinnetjes, idiomatische uitdrukkingen, lijsten met woorden enzovoort nagesproken, uit het hoofd geleerd en opgezegd. Op dat "papegaaien" werd vaak neergekeken. Een Duitse taalmeester uit Frankfurt am Main, Johann Valentin Meidinger, had aan het eind van de 18e eeuw een methode ontwikkeld waarin de grammatica centraal stond. Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de grammatica-vertaalmethode.

Toen vanaf 1863 door de oprichting van de hbs een nieuwe beroepsgroep van mvt-leraren onstond, was de grammatica-vertaalmethode voor hen heel aantrekkelijk. Voor velen was, bewust of onbewust, het onderwijs in het Latijn het lichtende voorbeeld. Latijn was tenslotte voor Europa al meer dan duizend jaar dé taal van religie, wetenschap en cultuur. Het onderwijs daarin was gericht op de geschreven teksten van klassieke schrijvers, en er werd veel nadruk gelegd op grammatica en vertalen. Dat werd beschouwd als een veel degelijker en wetenschappelijker aanpak dan die van de "instituteurs" en de taalmeesters. Bovendien werd deze aanpak overzichtelijker en doelmatiger bevonden door de docent.

De invloed van de Reformbeweging 
Maar in de jaren tachtig ontstonden in Duitsland en ook in andere Europese landen heftige didactische discussies naar aanleiding van de roemruchte brochure van Wilhelm Viëtor met de titel Der Sprachunterricht muß umkehren! (1882). Viëtor brak een lans voor de echte levende taal, dat wil zeggen niet de geschreven maar de gesproken taal, en keerde zich tegen de vertaling als oefenvorm. Daarmee gaf hij het startsein voor de "Reformbeweging" in de vreemdetalendidactiek, die de "directe methode" ontwikkelde en propageerde. Tussen de woorden van de vreemde taal en datgene wat ermee bedoeld werd moest de leerling een directe link leggen en dat moest niet via de moedertaal gaan.

Andere belangrijke hervormers waren de Engelsman Henry Sweet (1845-1912) en de Deen Otto Jespersen (1860-1943). Sweet heeft de basis gelegd voor de toegepaste taalkunde en Jespersen is vooral bekend door het feit dat hij samen met de Fransman Paul Passy een internationale vereniging voor fonetiek heeft opgericht.

De Reform in Nederland
Er werd en wordt wel gezegd en geschreven dat de invloed van de Reformbeweging in Nederland gering was (vgl. download 'Invloed directe methode' onderaan deze pagina). Toch was er wel degelijk iets van te merken. Na 1890 verschijnen er meerdere theoretische verhandelingen over vernieuwing van het vreemdetalenonderwijs. Ook de vakpers kwam meer tot leven. En in bepaalde wijzigingen in de examenprogramma’s na 1900 is de invloed van de Reform te bespeuren.

Ook in het leermateriaal, vooral voor Engels, werkt de Reform door. In enkele vernieuwende leerboeken werd veel aandacht geschonken aan de uitspraak met behulp van fonetisch schrift. Ook nam daarin het aantal lees- en spreekoefeningen toe en werd bewust gebruik gemaakt van de spreektaal en van illustraties. Kenmerkend was de afwezigheid van vertaaloefeningen. De hoeveelheid grammaticaregels werd minder, soms ontbraken ze geheel.

Grammatica als basis
Dat neemt niet weg dat in de schoolboeken tussen 1860 en 1920 de grammatica centraal bleef staan. Er werd heel veel tijd aan besteed. De grammaticaregels werden uitgelegd, uit het hoofd geleerd en geoefend, meestal in vertaalzinnen uit de moedertaal naar de vreemde taal. Ook werd gewerkt met teksten in de vreemde taal die de leerlingen eerst moesten vertalen in het Nederlands; soms moesten ze dan aan de hand van de Nederlandse vertaling de oorspronkelijke tekst uit het hoofd leren en opzeggen. Daarnaast werden ook tweetalige woordenlijsten opgegeven, geleerd en overhoord.

De opvatting was dat grammatica de basis van de taal was. Je kon immers geen zin maken zonder grammatica. In de onderbouw moesten daarom de "basisgrammatica" (wat die omvatte, was steeds een discussiepunt) en zoveel mogelijk vocabulaire geleerd worden. Daarnaast bleef maar weinig tijd over voor korte eenvoudige leestekstjes. Die moesten in het Nederlands vertaald en dikwijls ook uit het hoofd geleerd worden.

Bovenbouw
In de bovenbouw werd meer gelezen, dat wil zeggen voorgelezen en vaak woord voor woord vertaald in het Nederlands. Ook werden Nederlandse teksten mondeling en/of schriftelijk vertaald in de vreemde taal. De spreekvaardigheid werd geoefend door het voorlezen en uit het hoofd opzeggen van dialoogjes. In de bovenbouw maakten de leerlingen ook voor het eerst kennis met de literatuur van de moderne vreemde talen.

Literatuuronderwijs
Met de invoering van de hbs, mms en het vernieuwde gymnasium was onderwijs in de letterkunde een verplicht onderdeel gewor dat ook werd geëxamineerd. In de bovenbouw van hbs, mms en gymnasium vertelde de leraar in de vreemde taal over literaire periodes, werken en dichters en schrijvers. De leerlingen moesten jaartallen, auteursnamen en kenmerken van literaire periodes in de vreemde taal kunnen noemen en enig inzicht tonen in de aard van de literaire werken die ze hadden gelezen.

Downloads

  1. » invloed directe methode