Leermateriaal voor de onderbouw
Voor een deel werd nog met verschillende boekjes gewerkt: een grammaticaboekje, een apart boekje met vertaalzinnen of tekstjes ter vertaling in de vreemde taal ("thema’s") en nog weer een apart boekje met leesteksten. Maar er kwamen ook steeds meer "methodes" of, beter gezegd, leergangen voor de onderbouw, die de verschillende elementen beter op elkaar afstemden en verenigden. De kennis van land en volk deed zijn intrede door middel van teksten en tekstjes over beroemde personen, bezienswaardigheden en typische gewoontes in de landen waar de vreemde taal gesproken wordt.
Boekjes voor de bovenbouw
In de bovenbouw bleef het bij losse boekjes: boekjes met leesteksten ter vertaling in het Nederlands, literaire bloemlezingen, soms literatuurgeschiedenissen. Op de hbs-A werden ook boekjes met voorbeeldbrieven en briefopdrachten gebruikt. Op elk schooltype werden woordjes gestampt uit boekjes met titels als Mots et tournures difficiles (ook bekend als Ahn et Moret), Schwere Wörter en Pitfalls.
Geluidsdragers
Vanaf de jaren dertig waren er vooruitstrevende leraren die nadruk wilden leggen op de mondelinge vaardigheden en het nativespeakergeluid in de les wilden brengen. Dat deden ze met de grammofoon. Er waren platen met gesproken teksten, maar uiteraard ook met liederen. Na de oorlog kwamen ook betaalbare bandrecorders op de markt, in 1963 opgevolgd door de cassetterecorder.
In de jaren zestig deed een nieuw leermiddel zijn intrede. In 1962 installeerden vier scholen in Nederland de eerste talenpractica, in de verwachting dat die tot veel meer en andere leerresultaten zouden leiden.
Verandering
De voorbereidingen en in 1968 de invoering van de Mammoetwet versterkten het algemene gevoel dat er dingen moesten veranderen. De leermiddelenmarkt kwam in beweging doordat uitgeverijen audiolinguale methodes uit het buitenland op de Nederlandse schoolmarkt importeerden. De vernieuwing greep breed om zich heen toen er in 1970 nieuwe examenprogramma’s kwamen.