Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 5, na 2000: Perspectief

paragrafen: 4
illustraties: 62
mediafragmenten: 2

3.2 Examenprogramma's

Mbo
In het mbo werden geen examenprogramma’s centraal voorgeschreven. Als globale richtlijnen werden ter vergelijking niveaus van vmbo en havo genoemd.

In de tweede helft van de jaren nul werden kwalificatiedossiers voor de vele verschillende mbo-opleidingen ontwikkeld. Daarin werden de te bereiken niveaus aangegeven in termen van het Europees Referentiekader (ERK, zie hieronder). In de praktijk liepen de werkelijk bereikte eindniveaus flink uiteen.

Vmbo
In 1999 werden vakspecifieke eindtermen geformuleerd, ingebed in algemene  leerdoelen die voor alle vakken en alle sectoren van het vmbo golden. Zo werd meer nadruk gelegd op vakkenintegratie en op algemene doelen als leren leren en leren reflecteren.

Havo/vwo
Het examenprogramma havo/vwo voor de talen was vanaf 1970 gedurende bijna dertig jaar erg summier geweest. Het examenprogramma van 1998 besloeg vele pagina’s en was ongekend gedetailleerd. Vernieuwende elementen waren onder andere de "handelingsdelen", die niet met een cijfer beoordeeld werden, maar wel "naar behoren" afgesloten moesten worden. Die betroffen voor de moderne vreemde talen onder meer het extensief lezen en luisteren. De verhoopte eigen verantwoordelijkheid van leerlingen ontstond niet zomaar, en de praktische controle op de lees- en luisterdossiers bleek minstens zo lastig als die op de boekenlijsten uit de periode daarvoor.

Hoeveel boeken er vroeger op die lijst stonden werd bepaald door de docent of de school, maar zes of acht was wel een gebruikelijk aantal. Nu werd het aantal boeken ("literaire werken") dat gelezen moest zijn, bepaald op ten minste drie. Doordat (advies-)aantallen studiebelastingsuren voor de vakken en hun onderdelen werden aangegeven, verdween een groot stuk van de vrijheid die docenten vroeger hadden om veel (of weinig) tijd aan literatuuronderwijs te besteden.

Via de mogelijkheid van een apart examencijfer voor literatuur stimuleerde de overheid geïntegreerd literatuuronderwijs (GLO). Door samenwerking van Nederlands, moderne vreemde talen en Culturele en Kunstzinnige Vorming zou het literatuuronderwijs aan kwaliteit kunnen winnen. Heel wat scholen experimenteerden ermee, maar in veel gevallen bleek de samenwerking te moeizaam. Deze vernieuwingspoging werd niet breed gedragen.

In 2007 werden de examenprogramma’s weer aanzienlijk ingekort en "geglobaliseerd", dat wil zeggen abstracter en opener gemaakt. De handelingsdelen kwamen er niet meer in voor.

Het Europees Referentiekader (ERK)
Het ERK, opgesteld door de Raad van Europa, verscheen in 2001 en schetste in abstracte termen zes niveaus van taalvaardigheid. Het wilde examens en certificaten internationaal vergelijkbaar maken. Ook nationaal zou dat leerdoelen op verschillende niveaus van verschillende schooltypes helderder moeten maken.

De concretisering had veel voeten in aarde. De beschrijvingen van de zes niveaus lieten veel ruimte voor verschillende interpretaties. Ook de Nederlandse regering verplichtte zich in Europees verband om aan de invoering van het ERK mee te werken. Maar het duurde lang voordat de daartoe aangewezen instituten Cito en SLO het eens waren over de vraag op welke ERK-niveaus de verschillende schoolexamens zich ongeveer bevonden.

Momenteel ligt deze koppeling van examens aan ERK-niveaus wel vast voor de centrale examens. Maar voor de schoolexamens en voor de kerndoelen gaat het alleen nog om adviezen en indicaties. Het ERK is vaag over de kwaliteitseisen (mate van begrip en correctheid).

Perspectief
Gaan de schoolexamens van school tot school weer sterker verschillen? Gaat de overheid dan ingrijpen, via de onderwijsinspectie of met nieuwe, strakkere examenprogramma’s? Is het Europees Referentiekader (ERK) een bruikbaar instrument om de schoolexamens meer op één lijn te brengen? Zet de marginalisering van het literatuuronderwijs verder door?