Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 5, na 2000: Perspectief

paragrafen: 4
illustraties: 62
mediafragmenten: 2

3.3 Didactiek

Zelfstandig werken
De didactische trend van de jaren negentig was een zwaar accent op actief en zelfstandig leren. In de meeste extreme opvatting, die wel gehoord werd in de "studiehuis"-discussies, zou de leerling zijn eigen leerproces in handen moeten nemen, bijgestaan door de als coach optredende leraar. In de praktijk bleef het beperkt tot een zwaarder accent op zelfstandig werken.

De leerling werd niet langer door de docent van les tot les geleid met daar tussenin het huiswerk voor de volgende keer, maar hij kreeg een studiewijzer met daarop opdrachten voor een periode van bijvoorbeeld zes weken. Het werd in zekere mate aan zijn eigen verantwoordelijkheid overgelaten wanneer en in welk tempo hij deze opdrachten afwerkte. Uiterlijk in de toets of het proefwerk aan het eind van de periode werd hij afgerekend op zijn resultaten.

Accentverschuiving
Voor dat werk aan de studiewijzer werd een flink deel van de beschikbare contacttijd ingeruimd. De nieuwe leergangen voor de tweede fase waren hierop ingericht. Het ging vooral om schriftelijke opdrachten. Daardoor was deze ontwikkeling nadelig voor de mondelinge vaardigheden.

Het zelfstandig werken was ook niet bevorderlijk voor het gebruik van de doeltaal als voertaal in de les. Bij groeps- of individueel werk is het moeilijker de spelregel "doeltaal = voertaal" te handhaven. 

De havodeelvakken Duits en Frans, die op advies van de HBO-raad op luister- en gespreksvaardigheid toegespitst moesten zijn, gaven hoop op een nieuwe impuls voor de mondelinge vaardigheden. Maar de omstandigheden waren ongunstig: te veel vernieuwingen ineens, te weinig voorbereid en uitgeprobeerd. Het bleek moeilijk een werkbare didactiek voor de mondelinge vaardigheden te ontwikkelen. In 2007 werden de deelvakken afgeschaft.

Vaardigheden
De vaardigheid die bij de moderne vreemde talen vooral won was de leesvaardigheid. De leesstrategieën werden aanvankelijk nogal eens te overvloedig gedoseerd, maar voegden wel een nieuwe dimensie toe.

De didactiek van de (kijk-)luistervaardigheid ontwikkelde zich minder. De training bleef meestal steken in het selectief of zoekend luisteren aan de hand van vooraf gestelde vragen (vergelijkbaar met zoekend lezen: er wordt naar specifieke informatie gevraagd en de leerling scant de tekst daarop).

De schrijfvaardigheid werd beperkt tot de meest relevante tekstsoorten (vooral e-mail en brief). Ze kreeg minder ruimte dan vroeger, toen schrijven vooral gebruikt werd om grammatica te oefenen. Maar ook nu bleef de training gericht op het formuleren van zinnen in geleide opgaven. Er was weinig of geen aandacht voor het zelf vinden en ordenen van de inhoud. Ook bij Engels bleef dat zo, ook al speelde men daar wel met de gedachte dat het onderwijs Engels hogere eisen kon stellen en meer moest gaan lijken op moedertaalonderwijs.

Zorgenkindje bleef de gespreksvaardigheid. De meest gebruikelijke aanpak bleef die van veel schriftelijke voorbereiding op een vaak weinig spontane en vloeiende mondelinge productie.

Tweetalig onderwijs (tto)
In het tweetalig onderwijs, vrijwel altijd met Engels als voertaal, bleken de receptieve vaardigheden zich snel te ontwikkelen. Maar ook in deze rijke taalomgeving bleken de productieve vaardigheden weerbarstiger. Aparte, taalgerichte lessen Engels waren en bleven zinvol (net zo goed als lessen in de moedertaal zinvol zijn).

Taakgericht vreemdetalenonderwijs
Het concept van taakgericht vreemdetalenonderwijs (task-based language teaching) werd omstreeks 1990 ontwikkeld aan Amerikaanse en andere Engelstalige universiteiten, waar buitenlandse studenten in korte tijd Engels moesten leren. In Nederland werd het vooral na de publicatie van het ERK in 2001 ook voor het voortgezet onderwijs gepropageerd. In deze nieuwe variant van communicatief vreemdetalenonderwijs stonden complexe, levensechte taaltaken centraal.

Europees Referentiekader (ERK)
Over de methodiek ("hoe breng je de leerlingen tot de beschreven prestaties?") verklaart het ERK (zie ook de vorige paragraaf, 3.2 Examenprogramma's) zich uitdrukkelijk neutraal. Toch waren er nascholingsinstellingen en schoolleidingen die het zagen als katalysator om het vreemdetalenonderwijs ook methodisch te vernieuwen. Anderen zagen het ERK als versterking van een ontwikkeling die begon met de examenprogramma’s van 1970: praktisch taalgebruik in alledaagse communicatie als doel van het vreemdetalenonderwijs.

Perspectief
Zal het ERK, zoals sommigen verwachten, een breekijzer blijken te zijn om de methodiek in het vreemdetalenonderwijs fundamenteel te veranderen? Gaat het succes van tweetalig onderwijs ook het reguliere vreemdetalenonderwijs beïnvloeden? Tweetalig onderwijs bewijst dat vreemdetaalverwerving succesvol is als er in de vreemde taal gecommuniceerd wordt over onderwerpen die ertoe doen. Die laatste ontbreken in gebruikelijk vreemdetalenonderwijs. Doordat het over alles kan gaan, gaat het eigenlijk nergens over. Zal het vreemdetalenonderwijs een inhoudelijke kern kunnen vinden? Bijvoorbeeld het land en de samenleving van de doeltaal?