Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 2, 1860-1920: Opbouw

paragrafen: 5
illustraties: 45
mediafragmenten: 0

2.5 Een les Nederlands

Impressies van leraren
Uit 1895 is een lezing van J.H. van den Bosch, die begint met een fragment uit een van zijn lessen. Het origineel is opgenomen in het pdf-bestand onder Downloads, onder aan deze pagina.

Het volgende fragment, uit het artikel 'Uit de practijk van het taalonderwijs,' van Ida Heijermans in Taal en Letteren, geeft duidelijk de worsteling aan van de nieuwe didactiek met de oude schrijftaalnorm:

  • "Er is heel wat overreding noodig om ze te doen schrijven je had in plaats van je hadt. Iets als wantrouwen lees ik in sommige blikken. Er moet natuurlijk overtuigd worden. ‘Wat zou je zeggen,’ vraag ik, ‘je spraakt of je sprak, je braakt of je brak, je liept of je liep?’ Het antwoord is natuurlijk: je sprak, brak, liep. ‘Waarom zou je dan je hadt of u hadt schrijven?’ En van het verlof om gij niet te gebruiken, wordt ook slechts aarzelend gebruik gemaakt. Dat gij zit er zoo muurvast bij velen in! ‘Maar, kind, heb je ooit tot iemand gezegd: gij zuchttet, gij zaagt, gij liept? Zeg je wel eens tot je moeder: wilt gij dat voor mij doen? Of tegen mij: gij zegt dat? Ga nu maar eens de menschen na, tegen wie je heel eerbiedig bent. Spreek je ze ooit aan met gij?’ En ze antwoorden: nee, maar in eigen vertellen of schrijven, moet ik telkens en telkens een verwoeden strijd voeren tegen dat gij, wat de lagere school er ingebracht heeft."

In 1911 geeft A.J. de Jong in De Nieuwe Taalgids een impressie van een les taalbeschouwing in de tweede klas van een H.B.S., waarin gebruik wordt gemaakt van het Lees- en Taalboek van Van den Bosch en Meijer.

Van 1912 tot 1915 schrijft Mathijs Acket, ook in De Nieuwe Taalgids, een serie korte artikeltjes getiteld Uit mijn praktijk. Brokjes les, gedachten en ervaringen.Ook hierin is de invloed van de nieuwe didactiek sterk merkbaar, al blijft de didactiek nog beperkt tot een klassikaal gesprek tussen leraar en leerlingen.

Impressies uit de literatuur
In de jeugdliteratuur die tegen het einde van de negentiende eeuw verschijnt, wordt ook het onderwijs vanuit het perspectief van de leerling beschreven ("Opstellen en stijlzinnen maken en ontleden, daarin waren Pol en ik de eersten.") Hier een fragment uit het meisjesboek Een klaverblad van vier, van Tine van Berken. Het boek is uit 1899:

  • ‘Hoe schrijf je pennenhouder, - met of zonder n?’
    ‘Penne-houder,’ zei ik weifelend, ‘'t is toch een houder voor één pen.’
    ‘Ja, dat heb ik ook geschreven,’ zei ze dof, ‘maar het is fout. Ik weet zeker dat het fout is, nu herinner ik het mij duidelijk, 't is er net mee als met hondenhok. En - is kant vrouwelijk? - Kant, zijde, meen ik!’
    ‘Neen, mannelijk,’ zei ik.
    ‘Natuurlijk,
    ‘'t Was op den gladden oeverkant,’
    ik wist het wel, maar ik heb het in mijn ellendige ezelachtigheid vrouwelijk genomen. En, koken, met een of met twee o's?’
    Ik schrok ervan.
    ‘Met één,’ zei ik zacht en als verschoonend.
    ‘o!’ Klonk het dof en met een diepen zucht.

Een uitgebreidere impressie van een examen in onder andere het schrijven van een opstel staat hier.

Ook in het meisjesboek Stijfkopje op school, uit 1893, staat een aardige passage met een bespreking van een opstel in het moedertaalonderwijs. Weliswaar vertaald uit het Duits, maar ongetwijfeld aan de Nederlandse situatie aangepast:

  • Haar laatste opstel “Eene wandeling door het bosch,” was het beste van alle geweest en, wat als eene bijzondere onderscheiding gold, door den leeraar aan de klasse voorgelezen. Midden onder het lezen hield hij lachend op. “Daar heb je iets heel dwaas geschreven, Ilse,” zeide hij, “je hebt het zeker anders bedoeld.” Meteen trad hij naar haar toe, en wees op den volgenden zin: “Ik was eene gans, door hooge boomen omgeven, open plek genaderd.”

    Zij kleurde, nam snel hare pen, en voegde er de ontbrekende ch bij.

    “Let in het vervolg beter op, want zulke vergissingen kunnen zeer komisch zijn. En wees ook wat minder verkwistend met komma’s en punten, of heb je het plan het voorbeeld te volgen van die jonge dame, die zoodra zij een blad geschreven had, er onwillekeurig de teekens over verdeelde: zoo ongeveer tien komma’s, zeven uitroepingsteekens, vijf vraagteekens en negen punten, of zooals het uitkwam, soms meer, soms minder. Je kunt denken, welke dwaze zinnen daardoor dikwijls te voorschijn kwamen.”

    Alle meisjes lachten en Ilse ook. Van dezen leeraar kon zij iedere aanmerking velen, omdat hij den rechten slag en toon had om met zijne leerlingen om te gaan. Met zijne vroolijke scherts vermocht hij veel meer dan anderen, die zich soms in drift tot toornige woorden lieten verleiden. Daarom dweepten ook al zijne leerlingen met hem.

Downloads

  1. » 1895 van den bosch