Welkom bij de Talenexpo, een reis door de geschiedenis van het taalonderwijs in Nederland

Geschiedenis van het talenonderwijs in nederland

Expozaal 3, 1920-1970: Consolidatie

paragrafen: 5
illustraties: 43
mediafragmenten: 4

2.5 Een les Nederlands

De veranderende maatschappelijke en culturele opvattingen hebben natuurlijk ook hun weerslag op de houding ten opzichte van de taal, en op de lessen Nederlands. Waar in het begin van de eeuw het individuele taalgevoel van de leerling nog centraal stond, en de leerling zo veel mogelijk de ruimte moest krijgen voor zelfexpressie, kantelt het beeld in de loop van de jaren dertig en veertig naar de andere kant: de leerling moet zich juist beter houden aan de taalnorm, en de conventies in het taalgebruik. Beschaafd Nederlands, goede zakelijke omgangsvormen staan nu voorop.

Een aardig beeld van deze ontwikkeling is een vergelijking van de boeken van Theo Thijssen (zoals het bekende De gelukkige klas uit 1926) en Ferdinand Bordewijk (vooral Bint uit 1934). Terwijl Thijssen nog de ruimte voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling benadrukt, is met name Bint al het prototypische boek waarin de schoolse tucht wordt uitgebeeld. Daarmee geeft Thijssen eerder een terugblik op de ontwikkelingen uit het begin van de eeuw, en Bordewijk meer een vooruitblik naar de komende decennia. In de videoclip (eigenlijk een audioclip) een hoorspel uit 1991 gebaseerd op Bint.

Het volgende is een fragment uit Schoolland van Theo Thijssen, een voorloper van De gelukkige klas. Het gaat hier wel om een les aan de lagere school, maar er spreekt wel een kenmerkende visie uit:

       

Dictee, ik kreeg er zelf opeens ook razende zin in en zei: 'Schrijf maar 's op: dictee.' En terwijl ik even bedacht wát ik dicteren zou, kreeg de baldadigheid me te pakken.
'De...' dicteerde ik. Ze schreven kalm, hadden nog niets in de gaten, '...meester...,' ging ik verder. Een enkele keek me eventjes onderzoekend aan, ik trok een stalen snuit en dicteerde: '...is...' Nu keken nog 'n paar meer me aan, '...weer...' vervolgde ik met 'n officiële dicteerstem; maar dat gaf niet veel, want minstens de halve klas barstte opeens los en riep: '...beter...' -en lachend schreven verscheidenen dat woord al op.
'...teruggekomen...' sprak ik, onverstoorbaar, officieel. Maar inwendig genoot ik van het schrikje dat door de voorbarigen ging. Marcus Meyer stak z'n vinger op en zei: 'Ik had al beter geschreven.'
'Dan heb je een fout gemaakt, eigen schuld, jong, je moet ook afwachten wat ik dicteer.' En ik slaagde erin dat met zo'n effen gezicht te zeggen, dat de hele klas weer kalm en ernstig werd.
'Punt,' zei ik en ik wachtte even om een nieuwe zin te bedenken. Frits Bloem stak z'n vinger op: 'Nieuwe regel, meester, of gewoon doorgaan?'
En zo'n rare schoolmeester ben ik nu, dat ik om zo'n vraag van een jongen wel zou kunnen juichen. Met zo'n vraag, denk ik dan, met zo'n vraag zou de geleerdste, best gedresseerde aap, al kon-ie spreken, je nooit aan boord kúnnen komen; dit probleempje te zien: de meester heeft gezegd: punt, en dan begint er een nieuwe zin; maar wil hij die nu ook op een nieuwe regel laten beginnen? -Dit probleempje, zo klein en eenvoudig als het is, te zien, dat is het ontwaken van de denkende mens...