Grammatica en Spraakkunst
Ondanks het feit dat op de universiteiten de traditionele grammatica vanaf het eind van de jaren zestig in redelijk snel tempo teloor gaat, domineren op de scholen de traditionele methoden nog, met die van Paardekooper met zijn eigenzinnige tekensysteem als de modernste. Er verschijnen wel enkele pogingen tot integratie van de nieuwe taalkunde in het schoolvak Nederlands, maar die komen geen van alle echt van de grond. Zo schrijft Hans Hulshof in 1971 Taalsysteem en taalbouwsels, en M.K. van Dort-Slijper, W.G. Klooster en J.H.J. Luif proberen in 1975 met Je weet niet wat je weet om iets van de "transformationeel generatieve grammatica" in het schoolvak op te nemen.
Er zijn ook andere initiatieven voor taalbeschouwingsonderwijs op modernere grondslag. W.I.M. van Calcar bij voorbeeld publiceert in 1974 Een grammatica voor het onderwijs in het Nederlands en de moedertaal, in 1983 gevolgd door Een nieuwe grammatica voor taalbeschouwing en taalbeheersing, maar geen van de twee slaat voldoende aan.
Synthetische methode
Volgens een telling uit 1979 (Ate van Balen, 'Het kiezen van een methode voor moedertaalonderwijs in de onderbouw avo-vwo,' in Levende Talen 1980) zijn er op dat moment alleen al voor de brugklas ruim 150 (leer)boeken voor het moedertaalonderwijs in de handel. Hieronder zijn ook synthetische methodes, waarbij schrijf- en leesvaardigheid met grammatica en literatuur gecombineerd worden (zoals de combinatie Opbouw en Open boek van Meulenhoff). De methode Indringend lezen van taalbeheerser Willem Drop (in 1983 hernoemd tot Inlevend lezen) blijft gedurende de eerste decennia van deze periode populair.