De vereniging groeit
Na de Tweede Wereldoorlog is sprake van een vrij sterke groei van het aantal leden, in 1949 telt de vereniging rond de 1800 leden en bezoeken meer dan 250 leden de Algemene Vergadering (AV). In 1956 stijgt het naar 2400. Het werk van de bestuursleden neemt toe naarmate de ledenaantallen stijgen. Voorzitter Zaalberg spreekt in zijn jaarrede op de AV van 1959 zijn vreugde uit over de “wonderbaarlijke groei van de Spaanse sectie, die het tachtigtal heeft overschreden.”
Het tijdschrift breidt zich uit
De wederopbouw laat zich – in bescheiden mate – zien in het verschijnen van nieuwe rubrieken in het tijdschrift: “Wij vestigen de aandacht op…”, “Vragenbus”, voor wie “bibliographische of andere gegevens zoeken of een uitverkocht werk”, “Personalia”, met belangrijke benoemingen en sterfgevallen, “Taal- en letterkundig nieuws”, waarin belangrijke boeken en artikelen worden gesignaleerd. Later komen daar bij: “Pedagogisch-Didactisch Nieuws”, “Aangeboden of gevraagde Boeken”, “Jeugdboeken”. Het verslag van de AV 1947 laat zien dat er meer behoefte ontstaat om meer pedagogische en didactische artikelen op te nemen en rond 1950 is de omvang per aflevering gestegen tot bijna 100 pagina’s. In 1951 schrijft de secretaris tevreden in zijn jaarverslag: “Het pedagogisch-didactisch gedeelte in het tijdschrift komt meer en meer tot zijn recht.” Rond die tijd adverteert uitgever Wolters in het tijdschrift. In 1949 verschijnt een 'Register van de hoofdartikelen uit de nrs. 1-150 en zaakregister'. In dat laatste is zchtbaar welke onderwerpen aan bod kwamen en wat hun onderlinge kwantitatieve verhouding was.
Huisvesting
Eind jaren vijftig komt de vraag op of de vereniging niet een eigen bureau zou moeten hebben met een “vrijgestelde” in dienst. In de AV van 1958 doet Jac. van Weeren het voorstel om een Bureau op te richten. De voorzitter houdt het af, hij acht dat te duur. Pas in 1970 deelt het Hoofdbestuur mee dat het werkt aan een plan voor een Verenigingsbureau.
De positie van het Duits
In het ochtendgedeelte van de Algemene Vergadering van 1946 houdt oud-minister van Onderwijs Dr. G. Bolkestein een voordracht onder de titel “Het onderwijs in de moderne vreemde talen in Nederland na de oorlog” (zie expozaal 3 paragraaf 3.1). Een van de daarin geformuleerde voorstellen zal nog jaren de gemoederen in onderwijsland bezighouden: Bolkestein stelt voor het Duits tot facultatief leervak te maken, zijn reactie op een pleidooi voor handhaving van het Duits zet de toon die het debat op scherp zet: “Onze houding (ten aanzien van het Duitse volk) blijve onverzoenlijk, voor mij gaat het hier om de taal van een misdadig volk.” De sectie Duits reageert op Bolkesteins rede, ze ervaart die begrijpelijkerwijs als “beangstigend.” De voorzitter van de vereniging zal in de Algemene Vergadering van 1947 zijn teleurstelling uitspreken over het zogenaamde “Ontwerp – Bolkestein”, waarin het verdwijnen van Duits als verplicht vak dreigt. Een enquête in universitaire kringen levert een grote meerderheid op voor de handhaving van Duits op de H.B.S en het Gymnasium.
Europese contacten
Het in de oorlogsjaren verloren gegane contact met de zusterverenigingen in Frankrijk, Engeland en België wordt hersteld, er wordt weer aansluiting gezocht bij de FIPLV. Het persoonlijk contact met omringende landen is zichtbaar in de AV van 1955, waar in de secties gastsprekers uit Duitsland, Denemarken en Frankrijk voordrachten houden.
Begin april 1956 wordt in het Koninklijk Instituut voor de Tropen het Internationaal Congres van de FIPLV gehouden. Thema is: “Welk peil kan de passieve en actieve kennis van de leerling in zake de levende talen bij het middelbaar onderwijs bereiken?” Het informele deel van het programma biedt de buitenlandse collega’s enkele troeven uit het nationaal erfgoed: excursies door de Amsterdamse grachten en havens, en naar de bollenvelden, met begeleidend commentaar in het Frans, Duits en Engels.