De secties: groei en autonomie
In 1971 begroet voorzitter J. A. de Vries de secties Russisch en Italiaans en krijgt elke sectie een eigen Didactiekcommissie (DC), of werkgroep. Januari 1980 wordt de sectie NT2 (Nederlands als tweede taal) in het leven geroepen.
Met de groei van het aantal secties krijgen die meer autonomie. Dat stemt anno 1975 niet tot vreugde: in zijn jaarrede voor de Algemene Vergadering beklaagt de voorzitter zich over “het gebrek aan kracht in de vereniging, de secties vertonen atomistische neigingen”, oftewel: ze stellen zich te zelfstandig op. Jaren later (1989) zal de voorzitter in zijn jaarrede vermelden dat het HB de secties nader tot elkaar heeft gebracht, meer samenwerking is noodzakelijk, nog weer later (1996) zal een statutenwijziging volgen waarmee de secties nog meer autonomie krijgen.
Een verenigingsbureau
In hetzelfde jaar 1971 wordt er een verenigingsbureau gevestigd in Coevorden. Het zal in 1984 worden verplaatst naar Amsterdam. Er wordt tevens een Dagelijks Bestuur ingesteld, dat meer zaken gaat afhandelen in plaats van het voltallige Hoofdbestuur.
Het tijdschrift verandert
Vele jaren lang moest de redacteur zich verontschuldigen voor de soms lange wachttijden voor plaatsing van aangeleverde kopij, vanwege het grote aanbod. Hij schrijft echter in zijn jaarverslag over 1972 dat hij in dat jaar voor het eerst om kopij moest vragen. Het accent ligt steeds minder op taal- en letterkundige bijdragen, er wordt daarentegen veel gepubliceerd over het schoolonderzoek.
In die tijd stijgt het aantal advertenties van uitgevers, vermoedelijk omdat ze hun vele nieuwe “Mammoetwet-uitgaven” onder de aandacht wilden brengen.
Op 1 januari 1974 besluit de redactieraad een beleidsnota en een werkplan te maken. Hij houdt in dat jaar een enquête onder de leden om inzicht te krijgen in hun wensen ten aanzien van de inhoud van het tijdschrift. Dat geeft als uitkomsten: positieve ontvangst van artikelen over de praktijk van het lesgeven, de onderwijskundige kant van het taalonderwijs en literatuurdidactiek. Minder behoefte is er aan informatie over onderwerpen als leerpsychologie, algemene taal- en literatuurwetenschap, boekbesprekingen en verenigingsnieuws.
Verenigingsbeleid
Het Hoofdbestuur (HB) brengt in 1973 een ambitieuze Beleidsnota uit met onder meer de volgende aandachtspunten:
- een roep om professionalisering, die nodig is alleen al door de “totaal anders gemotiveerde leerlingen”
- de noodzaak tot taakuren voor bestuurlijke werkzaamheden, het Bestuur moet immers functioneren als spreekbuis van 6000 leden bij diverse instanties
- een duidelijke stellingname in rechtspositionele activiteiten
- verplichte bijscholing voor leraren
Nog meer Europa
In hetzelfde jaar roept het HB op tot het weer oppakken van de contacten met buitenlandse zusterorganisaties. Het valt niet uit te sluiten dat de aanloop tot en uitvoering van de Mammoetwet en de veranderingen in het eindexamenprogramma zoveel tijd en aandacht vroegen dat die werden verwaarloosd. Veel later wordt de aandacht voor Europa wat meer zichtbaar: het eerste nummer van het tijdschrift in 1988 besteedt aandacht aan de eindexamens in Engeland en Wales, Frankrijk en Italië.
Themanummers
September 1981 houdt het HB beraad, het tijdschrift zal een nieuwe omslag en lay-out krijgen, er wordt een andere drukker gezocht en vanaf 1 januari 1983 zal de Vereniging zelf het tijdschrift uitgeven in plaats van Wolters-Noordhoff.
Vanaf de jaren tachtig verschijnen er meer en meer themanummers.
In 1980 is het thema: “Toetsen op school”, waarin verschijnen leerdoelgerichte toetsen Frans, Duits, Engels voor de eerste drie jaar, gekoppeld aan leergangen. De communicatieve benadering is daarin duidelijk zichtbaar: een van de leerdoelen is bij voorbeeld “iemand begroeten”. In 1983 volgt “Talenonderwijs in het lbo”, in 1984 “Leerlinggericht onderwijs”, in 1986 – ter gelegenheid van 75 jaar VLLT – “Aspecten van driekwart eeuw talenonderwijs in Nederland” en in het zelfde jaar een nummer getiteld “Woorden, woorden, woorden”. 1987 kent een themanummer “Taalonderwijs basisonderwijs”, waarin vooral het moedertaalonderwijs, OETC (onderwijs eigen taal en cultuur, voornamelijk Arabisch en Turks) en Engels aan bod komen. In hetzelfde jaar verschijnt een themanummer over “Toegepaste Taalwetenschap en Taalonderwijs”, een jaar later “Luisteren en spreken”, waarin de bijdragen aan de Landelijke Studiedag zijn verzameld.
Blik op de toekomst en nieuwe initiatieven
In 1987 vindt Verenigingsberaad plaats met als thema: Levende Talen 2000, de toekomst van het talenonderwijs en van de vereniging.
Gediscussieerd wordt – niet verrassend – aan de hand van stellingen. De uitkomst ervan is:
- de vereniging moet meer invloed krijgen bij de bevoegde instanties
- er moet ook steun worden gezocht buiten het onderwijsveld: maatschappelijke instellingen, het bedrijfsleven
- er moeten contactpersonen per regio worden aangezocht
- er moeten duidelijke eindtermen komen, en goed lesmateriaal
- de nascholing moet meer schoolgericht, nascholers hebben vaak weinig praktijkkennis
- vooral tweedegraders willen meer praktijkgerichte nascholing
In deze periode ontwikkelt de vereniging nieuwe initiatieven: in 1984 worden voor het eerst Landelijke Studiedagen door de vereniging georganiseerd, in 1989 wordt een wisselprijs “Talendocent van het jaar” ingesteld.